Brokkenmaker Ben
De ongelukken en ‘sportblessures’
==
Ben heeft een reputatie hoog te houden als het gaat om ongelukken. Hij grossiert erin. Zouden er eigenlijk nog botten in zijn gebutste lichaam zijn die niet ooit gebroken zijn geweest? Hij heeft iets met motoren en auto’s, maar dan wel in combinatie met snelheid. ‘Autorijden in het verkeer vind ik niets aan. Maar racen, motoren, pk’s… Daar kan ik van genieten.’
==
Naar eigen zeggen kwam hij er al snel achter dat hij – zijn eigen woorden – geen goede auto waard is. In de documentaire Ik kom altied weer terug, zegt hij daarover: ‘Vandaar dat ik altijd in oude barrels heb gereden. Hoeveel auto’s ik in puin heb gereden? Twintig? Ik weet het echt niet. Ik vind het gewoon schitterend om het laatste stukje naar ons huis, als ik over een binnenweg rijd waar ik toch niemand tegenkom, even flink het gaspedaal in te trappen. Maar ja, er staan allemaal bomen langs de kant. En met die goedkope rommel… Als je maar een boompje raakt, is de boel al total loss.’
Op de autopagina van De Telegraaf vertelde Ben ooit hoe hij zijn rijbewijs in twee keer haalde. ‘Het was in de lange-harentijd. Toen de examinator mij zag en zei: “Als mevrouw geslaagd is, wat denkt ze dan met haar rijbewijs te gaan doen?”, wist ik het al. En ja hoor. Ik miste een bospaadje en kon het schudden. De tweede keer ging het redelijk. Mijn motor- en vrachtwagenrijbewijs haalde ik overigens in een keer.’
==
Hij kan zich mateloos storen aan medeweggebruikers. ‘Negentig procent van de automobilisten is imbeciel en kan niet autorijden. Ik word compleet gestoord van mensen die afremmen als het helemaal niet nodig is. Maar als ik eerlijk ben, lijkt mijn eigen rijgedrag nergens op. Ik let overal op, behalve op de weg. Er is zoveel te zien. Zo zag ik eens een buizerd een duif te grazen nemen. Kostte me een spatbord. Niemand wil met mij meerijden. Ook mijn vrouw wil haar auto niet aan mij uitlenen en daar begrijp ik dus niets van...’
Nu nuanceert hij zijn uitspraken over de talloze auto’s die hij in puin zou hebben gereden. ‘In totaal heb ik drie serieuze auto-ongelukken gehad. Het ongeluk in 2009 met mijn Porsche meegerekend. Ja, ik heb geloof ik geroepen dat ik wel tientallen auto’s in puin heb gereden. Klopt ook wel, alleen waren dat voornamelijk van die oude barrels, waarmee ik wel eens over landweggetjes jakkerde.’ Hoewel goedkope rommel? Dat valt ook wel weer mee want van de allereerste afrekening van Oerend Hard schaft hij immers meteen een Commodore GS28 aan. Een ongekende luxe.
==
==
Jan vertrekt voor een tocht per motor richting Noordpool. Ben zoekt zijn heil in zonniger oorden en rijdt de Atlasrally in Marokko, waar hij zijn bijna-doodervaring heeft
==
Over het ongeluk dat het meeste indruk op hem maakte, hoeft hij echter niet lang na te denken. ‘Dat was de motorcrash in Afrika. Tijdens de Atlasrally in Marokko, in 1987. Daar zag ik een ravijn totaal over het hoofd.’
Het gaat mis als Ben aan de overkant van het ravijn de weg door ziet lopen. ‘Dus ik dacht, aha: gas erbij. Ik schakel, maar op het moment dat ik naar beneden kijk, is er geen weg meer. Alleen een diep ravijn. Godskolere wat schrok ik.
Ik keek naar de overkant en dacht: dat haal ik nooit. Nou, dit was het. Einde verhaal. Ik kreeg een religieuze ervaring. Zag mijn hele leven aan mij voorbijtrekken. In chronologische volgorde. Dat was heel bijzonder. Ik dacht aan enkele dierbaren die dood waren. Dacht bij mezelf: ik kom naar jullie toe. Ik dácht niet dat ik doodging, ik wist het zeker. Het frappante was dat ik niet in paniek raakte. Ik bleef heel kalm, heel apart.’
Maar zijn tijd is nog niet gekomen. ‘Ik werd wakker aan de overkant. Mijn motor stortte het ravijn in en haalde het niet. Ikzelf wel. Alle vingerkootjes waren gebroken, beide polsen, gewrichten uit de kom. Maar ik leefde nog.’
‘Ik had nogal wat bloed verloren. Ze wilden dus een bloedtransfusie doen. Nu was dat in de tijd dat net het woord aids was “uitgevonden”. No way, zei ik. “Maak die wond maar dicht, dan moeten ze ’m in Nederland maar weer openmaken.” Het is nog steeds een oerlelijk litteken.’
‘Hoe dan ook, ik zou per vliegtuig naar Schiphol worden gevlogen. Met zo’n snelle jet, een zevenpersoons toestel. Maar dat ding kreeg een lekke band of zoiets. We moesten in ieder geval tussentijds landen in Marseille, waar ze me in een ziekenhuis dumpten. Nou, dát was wat.
Ik kwam daar binnen. Smerig, helemaal onder de modder. Met veel bloed. Twee gebroken armen, helemaal in het gips. Er hing een infuus aan. Ik kon helemaal niets. En die verpleegsters spraken geen woord Engels. Geen yes, geen no, helemaal niets. Of ze vertikten het gewoonweg. En ik spreek alleen wat schoolfrans. Als ik dan wat zei, volgde er een enorme spraakwaterval waar ik geen touw aan vast kon knopen.
Ik belandde op een gegeven moment op de eerste hulp. In een of andere gang. Het leek wel een abattoir, er zat werkelijk overal bloed. Aan de muren, het plafond, waar je ook maar keek. Er liepen daar twee enorme negers met honkbalknuppels rond en aan de lopende band werden er gewonde Afrikaanse Arabieren binnengebracht. Steekwonden en zo. Die werden op brancards geflikkerd. Echt geflíkkerd. In die culturen is het de normaalste zaak van de wereld dat ze dan met de hele familie naar het ziekenhuis gaan. Die wilden mee naar binnen, maar die negers knuppelden die Arabieren er weer uit. Het bloed spatte in het rond. Pfff, en dan zitten we in Nederland te klagen over de gezondheidszorg.
Maar, tjonge jonge, wat een rotvolk, die Fransen. Ik had niets bij me. Geen paspoort, helemaal niets. Terwijl ik daar lag in mijn crosskleding, een paar tattoos op m’n armen. Ze dachten vast dat ik een of andere vluchteling was. Ze lieten me gewoon liggen.
Na twee dagen begon ik natuurlijk te stinken. “I smell myself”. Ze trokken zich er echter niets van aan. Er was nog zo’n ouwe haaibaai die me uiteindelijk wat heeft gewassen. Eten ging natuurlijk niet met die gebroken armen, maar ik kreeg wel een bord eten voor mijn neus gekwakt. “En nou dan?,” riep ik. Want ik kon uiteraard niets beginnen. Gelukkig was daar de vader van een jongen die bij me op de kamer lag, die me voerde.
Nee, in Nederland wisten ze niet waar ik was. Ze waren me kwijt. Op een gegeven moment lukte het me mijn bed uit te komen. Met die twee gebroken armen kon ik weinig beginnen, maar staan kon ik wel. En ik héb me daar een stampij lopen schoppen. Waarop de artsen erbij kwamen, maar nog steeds was er niemand die ook maar een woord Engels sprak.
Uiteindelijk mocht ik telefoneren. Toen was het ook zo gepiept. Binnen anderhalve dag waren ze bij me en werd ik opgehaald. Jan Akkerman verving me, want gitaar spelen was er natuurlijk niet bij tijdens de volgende veldtocht. Ik kon mijn polsen niet buigen.’ Hij houdt z’n ellebogen omhoog en zegt lachend: ‘Gelukkig kon ik nog wel pianospelen.’
Ben wordt tweemaal gepakt wegens rijden onder invloed. Dat is in de jaren dat het rijden met drank op achter het stuur in de Achterhoek eerder regel dan uitzondering is. Een keer gaat het mis als hij op weg van De Pröhs naar huis een fietsend stelletje schept. De jongen fietst volgens Ben zo voor zijn auto. De jongen zelf komt met de schrik vrij, zijn vriendinnetje dat achterop zat loopt een gebroken been op. Bens rijbewijs wordt in beslag genomen en hij moet het drie maanden zonder doen. ‘Het was minstens zes uur daarvoor dat ik wat had gedronken. Maar ik was wel meteen op de hoogte van het risico van restalcohol.’
Later gaat het nog eens mis als hij na een optreden in Deventer samen met Jan in Doetinchem nog even de kroeg induikt. In een balorige bui ramt Ben naderhand met zijn wagen een schutting. Als de politie ter plaatse komt, laat Ben meteen onomwonden weten dat hij achter het stuur heeft gezeten en raakt andermaal zijn rijbewijs kwijt. ‘Dat was na een optreden tijdens Koninginnedag 1983. Ik had probleemloos kunnen zeggen dat ik geen idee had wie de auto had bestuurd. Geen haan die ernaar had gekraaid. Maar in plaats daarvan riep ik dat ik zelf achter het stuur had gezeten.’
Behalve dat Ben in 1998 in het ziekenhuis belandt met een virusinfectie, opgelopen tijdens een jachtpartij in Polen, zijn er ook nog de talloze crashes met zijn motor. ‘Sportblessures’ noemt hij ze. Zo knalt hij tijdens de Zwarte Cross van 2002 tegen een betonnen plaat, waarbij een rib zijn long doorboort. Hendrik-Jan Lovink van Jovink en de Voederbietels valt enkele optredens voor hem in. En vlak voor het dertigjarig jubileum krijgt Ben zijn voet tussen de spaken van een andere motor. Pas een dag voor de show mag het gips eraf. The show must go on, maar dan wel zittend op een stoel.
Er zijn twee auto-ongelukken die veel indruk op hem hebben gemaakt. Eind jaren negentig is het uitgerekend Paul Kemper, de gitarist met wie Ben later gebrouilleerd raakt, die hem uit het wrak haalt nadat hij zijn auto tegen een boom parkeert.
‘Dat ongeluk was gewoon een stomme vergissing. Ik was niet moe of zo. Ik was ook goed in conditie. Maar er was een wegopbreking, waarop Paul links ging en ik rechts, of was het andersom? Hoe dan ook, we deden een wedstrijdje: wie het eerst bij De Pröhs zou zijn. Ik reed over een B-weggetje dat ik amper kende. In een grote Mercedes. Ik ging in een bocht hoog op de rem, maar die Mercedes reed met al dat gewicht gewoon rechtdoor. Paul heeft me toen uit het wrak gehaald. Mijn borstbeen was geraakt, waardoor ik hartritmestoornissen opliep. Dan word je dus meteen opgenomen op de afdeling intensive care. Maar omdat ik goed in conditie was, ben ik van dat ongeluk relatief snel hersteld.’
Paul: ‘Het was even voor middernacht. Ik zag Ben op een gegeven moment voor me rijden en heb bewust gas teruggenomen, omdat ik wist dat het beter was dat hij mijn koplampen niet in zijn spiegel zou zien. Maar toen ik afsloeg, zag ik ’m ineens niet meer. Twee kilometer verderop zag ik zijn auto tegen een boom staan. De voorruit eruit. Het linkerportier zat vast, dus ik opende het andere portier. Ik wist dat ik hem niet aan moest raken, maar Ben kroop al via de passagiersstoel naar mij toe, waarop ik hem naar het ziekenhuis heb gebracht. Later beschrijft hij dat nog in het nummer Ik kom altied weer terug. Alleen noemt hij mijn naam niet. Op het moment dat hij dat nummer schreef, waren we al in rechtszaken verwikkeld.’
==
‘Ik hoorde het geklok van weglopende benzine. Terwijl de motor gloeiendheet was. Tik, tik, tik. Ik was als de dood dat de boel zou ontploffen.’
==
Het ongeluk van enkele jaren daarvoor kwam harder aan. ‘In 1992 was ik tot diep in de nacht in de studio aan het werk. Ten tijde van het album Buugen of basten, toepasselijke titel trouwens. Ik was doodop en reed in het holst van de nacht naar huis. Ik geloof wel dat ik die avond had gedronken, maar ik heb een zwart gat. Ik ben een paar uur van wat ervoor gebeurd is, compleet kwijt. Wat natuurlijk wel vaker voorkomt bij ongelukken.
Uiteindelijk werd ik wakker tegen een boom. Zelf zat ik op de rechterstoel, de linkerflank was totaal ingedeukt en op de plek van de bestuurdersstoel stond een enorme boom. Maar ik zat vast. Kon geen kant op. Ik had mijn voet nog op het gaspedaal. Bekneld. Intussen hoorde ik het geklok van weglopende benzine. Terwijl de motor gloeiendheet was. Tik, tik, tik. Ik was als de dood dat de boel zou ontploffen.
Intussen waren er twee automobilisten gestopt, maar die reden toch weer door. Waarschijnlijk omdat ze gezopen hadden en geen zin hadden in een confrontatie met de politie. Een derde automobilist stopte en zei hulp te halen. Hij heeft 112 gebeld. Even later kwam de ambulance ter plaatse. Ineens stond Willem van Dijk (de allereerste bassist van Normaal, red.) voor mijn neus. Wat bleek? Ik zat niet vast, maar slechts mijn schoen. Hij trok een veter los en ik was bevrijd.’
De volgende dag roept hij vol bravoure dat hij over twee weken weer op de planken staat. Maar het duurt uiteindelijk ruim een halfjaar. In het ziekenhuis ontdekken artsen dat er bepaalde botten uit Bens lichaam spoorloos zijn verdwenen, wat chirurg dr. De Ruiter de opmerking ontlokt: ‘Daar loopt Fikkie nu mee rond.’
‘Onze vroegere bassist Willem kom ik heel af en toe wel eens tegen. Omdat ik natuurlijk ook nog wel eens sportblessures heb,’ zegt Ben, verwijzend naar zijn grote passie de motorcross. ‘Als ik dan weer eens op de eerste hulp van het Slingelandziekenhuis beland en Willem tegen het lijf loop, roept hij steevast. “Zo Bernard, is ’t weer zover…?”’
==
==
Motorband
==
Gijs Jolink vertikt het jarenlang om de ‘zoon van’ te zijn. Vele verzoeken voor gezamenlijke interviews worden zonder uitzondering door hem afgewezen.
Maar samen muziekmaken met Jolink senior is een ander verhaal. De twee spelen samen in de Motorband. Met Hendrik-Jan Lovink, die samen met Gijs in Jovink en de Voederbietels speelt, op drums. Jan Kolkman, eveneens bekend van Normaal, is gitarist en wordt later opgevolgd door Jan Wilm Tolkamp. De teksten van de nummers laten zich raden.
==
==
==
==
==
Høken in den vreemde
Wie als rockband kiest voor teksten in de moerstaal, kan bij voorbaat een internationale carrière vergeten. Toch heeft Normaal de afgelopen decennia meermalen opgetreden buiten de landsgrenzen. Al was daarbij natuurlijk altijd wel sprake van een sterke link met het vaderland. Zo wordt er onder meer tropisch gehøkt op Curaçao. Maar ook zijn er optredens in Denemarken en Canada, landen waar veel Nederlandse boeren zijn neergestreken.
==
Naast muzikale uitstapjes, zijn daar nog de promotietrips of een reis voor het goede doel. Terwijl de band in de begindagen wel degelijk serieuze plannen koestert om ook de mensen in den vreemde aan het daldeejen te krijgen.
Een invasie van Duitsland ligt, vanuit de Achterhoek, het meest voor de hand. Het blijkt echter geen onverdeeld succes. De Duitse muziekliefhebber wordt niet echt warm van de vertaalde teksten – overigens van de hand van singer–songwriter Udo Lindenberg – met bijbehorende titels als Mama wo ist mein pils? en Was war gestern los?. Terwijl Nederland in die dagen massaal valt voor de uitspattingen van Ben en zijn manschappen, kunnen de Duitsers de humor er niet van inzien.
Het actieoptreden dat de band in 1977 zou verzorgen tijdens de grootscheepse protesten tegen de kerncentrale Kalkar, net over de grens bij Nijmegen, gaat jammerlijk de mist in. Ben: ‘Onze gitaren werden in beslag genomen. Die zouden immers kunnen dienen als slagwapens. Die Duitsers waren totaal panisch.’ Ben houdt demonstratief beide
armen in de lucht: ‘We kregen een revolver in onze nek en moesten met onze armen tegen de auto gaan staan, benen gespreid, om te worden gefouilleerd. Duitse militairen kwamen met getrokken geweren de auto’s uitgesprongen. ’t Leek wel oorlog.’ De bandleden mogen uiteindelijk verder rijden naar de demonstratie, maar zonder de in beslag genomen instrumenten zet dat uiteraard weinig zoden aan de dijk.
In die dagen is Plattenküche een van de toonaangevende programma’s op de Duitse tv. Als Normaal wordt uitgenodigd lijkt dat een uitgelezen mogelijkheid om de Duitse markt te veroveren. Maar het ontaardt in een grote chaos. Ben: ‘Dat was ten tijde van het nummer Alie. We hadden een boerenkar geregeld. De kippen zaten met een stukje touw om de pootjes vastgebonden om te voorkomen dat ze weg zouden vliegen. Er waren topless meiden voor ons geregeld. Maar die hadden zo’n sterretje voor de tepel. Die regisseur vond dat maar niets. “Neue Mädel”, schreeuwde hij met veel geweld. Echt op z’n Duits. We hebben in een kneipe zitten wachten tot die nieuwe danseressen er waren. Samen met presentatrice Helga. Dronken daar bier met schnaps, twee uur lang…’ De gevolgen laten zich raden.
Later in 1981 wordt nog eens een laatste poging ondernomen. ‘Een kort tourtje door Duitsland,’ aldus Ben. ‘Zes optredens. We deden onder meer de Top Ten Club in Hamburg aan, de vroegere Star Club waar in de jaren zestig de Beatles hadden gespeeld. Een van de weinigen die in extase raakt, is de toiletjuffrouw. Ze toont zich lyrisch. “Sie waren genau so gut wie damals die Beatles.” Haha, maar dat zei ze natuurlijk tegen iedere band die daar kwam. Ik heb er nog twee tattoos laten zetten als souvenir. En we hebben uiteraard de Reeperbahn aangedaan. Ik kan daar niet te veel over uitweiden, maar tjonge jonge… Wat me vooral opviel was dat daar bloedmooie meiden rondliepen. En er stond een dame achter de bar met een enorm decolleté, vooral zij maakte onmundige indruk op ons.
Maar ja, we waren natuurlijk nog jong. Hadden nog niet zoveel levenservaring. Wat kenden we nou? De rosse buurten van Arnhem, De Wallen, dat was het wel zo ongeveer. En wat je daar ziet lopen of achter de ramen ziet zitten, daar word je niet vrolijker van. Maar die dames in Hamburg, oei, oei, wat mooi. Ik ben daar even binnen geweest, maar had zoveel gezopen dat ik uiteindelijk laveloos achter in onze bandauto ben gaan liggen. Een lijkwagen beschilderd met vlammen. Zoals gezegd, ik kan niet in details treden, maar wat ik er later van vernomen heb, is daar alles gebeurd wat zoal mogelijk is op de Reeperbahn…’
De pogingen om Duitsland te veroveren, lopen andermaal op niets uit. Waar over het podium flanerende strippers in Nederland rode koontjes veroorzaken, daar raakt de vaste cliëntèle van de Reeperbahn bepaald niet opgewonden van.
En een korte tour door Engeland valt bijna letterlijk in het water. De apparatuur staat al klaar om te worden verscheept. ‘Maar vanwege een enorme storm hebben we niet eens de overkant gehaald. We zijn niet eens vertrokken.’
Het enige stukje buitenland waar Normaal op bescheiden schaal succesjes boekt, is Vlaanderen. Oerend Hard stoomt zelfs op tot de tweede plek van de Belgische hitparade. Onze zuiderburen gooien overigens niet met het – in dat land zo ongeveer heilige – bier, maar met rollen toiletpapier.
==
==
In de zomer van 1986 reist Normaal af naar Tanzania om mee te doen aan de actie Motoren voor Motoren. Voor het goede doel dus. Als rockmissionarissen brengt de band motoren naar paters die er hun missiewerk verrichten. De terreinmotoren – ofwel piki piki’s, zoals ze in het Swahili worden genoemd – zijn bedoeld om patiënten in afgelegen dorpjes te bereiken die medische hulp nodig hebben. Het vliegtuig landt in Nairobi, waarna dwars door de bushbush koers wordt gezet richting Tanzania. Om zich ervan te verwittigen dat er niets aan de strijkstok blijft hangen, worden de motoren door Normaal persoonlijk bij de Witte Paters in de missiepost Bukumbi afgeleverd.
==
==
Ben: ‘We hebben daar twee videoclips opgenomen. Heel provisorisch allemaal. Maar omdat we er dus toch waren, konden we er niet onderuit dat we ook maar meteen een optreden zouden geven. Die mensen daar zijn immers dol op muziek. We hadden wel een bassdrum bij ons, maar geeneens een pedaal. Berry Zand Scholten (gepensioneerd verslaggever van De Telegraaf) ging ernaast liggen om met zijn hand in de maat mee te kloppen.’
Willem blikt met afschuw terug op een van de videoclips: ‘Afgrijselijk was dat. Ben en Paul zaten op een motor, Jan en ik op de andere. Maar dat viel niet mee over zo’n hobbelig terrein. Normaal gesproken sla je dan je armen om de bestuurder heen.’ Verontwaardigd, met stemverheffing: ‘Maar dat deed ik natuurlijk niet bij Jan! Bovendien stak ik een kop boven hem uit. ’t Was natuurlijk geen gezicht. Ik zei nog tegen die jongens: “Kearls, kearls, dat kun je me niet aandoen.” Maar ik moest eraan geloven…’
Voor de rest bewaart hij echter louter goede herinneringen aan het uitstapje naar Afrika. Staat hij gewoonlijk te boek als de stille kracht van de band, Willem komt nu superlatieven tekort. ‘Ge-wel-dig wat een schitterend continent, Afrika. En wat een mooi volk. Prachtig. De mensen hebben daar helemaal niets. De meesten droegen er alleen maar lompen. Maar wat ze daar allemaal wél hadden, was goede zin. Ze liepen rond met zo’n swingend loopje en een brede smile op hun gezicht. En ze raakten elkaar voortdurend aan. Persoonlijk moet ik daar niets van hebben: mensen moeten me niet aanraken. Maar daar zag je gewoon kerels hand in hand lopen. Wát een mooi leven. Als je zo ongedwongen kunt leven, man wat lijkt me dát heerlijk.’
==
==
==
Oehoe oehoeroezgan
==
Een heel bijzonder hoofdstuk in de bloemrijke historie van Normaal is ongetwijfeld het uitstapje in 2006 van Ben naar Afghanistan. Vooral ook omdat hij vroeger niets van het leger wilde weten, zeker ten tijde van zijn studie aan de kunstacademie in Enschede. ‘Dat was in de Vietnamperiode. Kom zeg, dan weet je het wel. Ik was fel antimilitaristisch. Het hele leger vond ik maar grote onzin.’
Maar inmiddels denkt hij daar toch wat genuanceerder over. Zeker nu militairen zich vandaag de dag niet meer bezighouden met zaken als de Koude Oorlog, maar zich ook inzetten voor humanistische missies. Ben is onder de indruk van het opbouwwerk van ‘onze jongens en meiden’, dat hij van nabij met eigen ogen kon aanschouwen.
==
==
Met zijn kortgeschoren koppie haalt hij die dagen zelfs het NOS Journaal. Onder het motto ‘solidair met de militair’ heeft hij zich namelijk van zijn wapperende manen laten ontdoen. Het is toenmalig minister van Defensie Henk Kamp, die hem hoogstpersoonlijk op het vliegveld in Nederland opwacht als hij weer voet op veilige bodem zet. ‘Ha,’ reageert Ben meteen als hij Kamp in het oog krijgt, ‘een Achterhoeker!’ De bewindsman is op zijn beurt lovend over Bens rockmissie. ‘Erg stoer want de artiesten staan bepaald niet in de rij om daar op te treden.’
Ben twijfelt echter geen moment als hij wordt gevraagd om de Nederlandse manschappen in Oeroezgan een hart onder de riem te steken. Hij verzorgt een bliksemtournee: in drie dagen tijd werkt hij vier optredens af, waarbij hij met een Hercules en Cougar-heli naar de diverse bases wordt gevlogen.
Veel zorgen hoeft hij zich naar eigen zeggen niet te maken dat hij door vijandelijke milities uit de lucht wordt geschoten. ‘De vijand heeft zulk verouderd spul dat ze er amper mee kunnen mikken. Niettemin werd er uit voorzorg wel tactisch gevlogen, wat inhoudt dat je op slechts vijftig meter hoogte vliegt. Oók over de bergen. Nou, ik kan je verzekeren dat dat niet erg hoog is. Het leek wel een wilde proef van Parijs-Dakar. Ik vond het prachtig.’
Tijdens de eerste show is het meteen raak. Al na drie nummers moet het optreden worden onderbroken. Geen geloei uit de gitaar van Ben, maar het luchtalarm schalt door de ruimte. Iedereen moet de schuilkelders in. ‘Er was geen moment paniek. Iedereen zocht heel rustig de bunkers op.’
Ben krijgt te horen dat er eigenlijk niets kan gebeuren. ‘Die raketten konden het gedeelte waar wij zaten niet eens bereiken. Maar ze namen geen enkel risico. Hoe oud dat spul ook is, als je zo’n ding op je kop krijgt ben je natuurlijk wel dood.’
In de eerste plaats gaat Ben natuurlijk voor de muziek naar Oeroezgan. Daarbij is het soms volop improviseren geblazen. ‘Ze hadden een bezemsteel aan een stoel bevestigd en daar een microfoon aan gebonden. Daar moest ik dan met mijn gitaar voor gaan zitten. Ik riep tegen het publiek: “Zo hard mogelijk meezingen zodat jullie mijn belabberde gitaarspel niet kunnen horen.” Zelf had ik niet eens een microfoon. Ik moest er gewoon overheen schreeuwen. Binnen de kortste keren was ik dus zo hees als wat.’ De grootste hit ter plaatse was een aangepaste versie van Oerend Hard. Een diplomaat had er namelijk een eigen variant van gemaakt: Oehoe Oehoeroezgan.
Wat vooral opvalt is dat Ben na afloop diep onder de indruk is van het werk van de Nederlandse troepen en het opbouwwerk. Zijn vaak halsstarrige en koppige karakter ten spijt, voelt hij zich niet te groot om bakzeil te halen. ‘Ik heb echt diepe, diepe bewondering gekregen voor het leger.’ Een uitspraak die hij jaren geleden voor onmogelijk had gehouden.
==
==
==
Canada
==
Normaal verzorgt in het najaar van 2008 enkele optredens aan de oostkust van Canada. Op uitnodiging van geëmigreerde Nederlandse boeren.
De uit de kluiten gewassen gehuurde bus is te klein als Ben ermee door de drukke spits van Toronto probeert te laveren. Binnen de kortste keren staat de band hopeloos vast. Rijden over de ringweg van de Canadese metropool is toch even wat anders dan chauffeuren over het Achterhoekse platteland. Bens tirade is ongeëvenaard. Hij vloekt de hele wereld bij elkaar in bewoordingen die verre van geschikt zijn voor publicatie. ‘Wat een slecht idee van mien,’ zegt hij en schudt zijn hoofd.
Een bezoekje aan Canada is de gelegenheid bij uitstek om zijn gitarencollectie uit te breiden, zo had hij vooraf bedacht. De gitaren zijn aan de andere kant van de oceaan immers beduidend goedkoper. Kopieën uit de Yellow Pages liggen op het dashboard en roadie Pattu heeft de navigatieapparatuur ingetoetst.
==
==
Een eerste muziekwinkeltje kan de toets der kritiek niet doorstaan. Een snelle blik naar binnen maakt duidelijk dat hier alleen maar beginnersspullen te vinden zijn. Op naar het volgende adres. Na een hoop geslalom door Toronto komen ze aan bij de winkel. Paniekerige gezichten. Er staan namelijk louter trompetten en andere blaasinstrumenten. Bens humeur wordt er niet beter op. Maar hij tovert zijn welbekende grijns weer tevoorschijn als de verkoper meldt dat de gitaarafdeling slechts ‘two blocks away’ is.
De Canadezen hebben echter een ietwat andere opvattingen over afstanden. Tot ontsteltenis van Ben en tot hilariteit van de rest van de passagiers. Als bij de zoveelste afslag de TomTom meldt dat het opnieuw ‘two miles’ rijden is tot de volgende kruising, kijkt Pattu, die naast Ben voorin zit, veelbetekenend naar achteren. Andermaal vliegen de krachttermen door de bus.
Uiteindelijk houdt de bus halt voor de winkel. En het leven lacht Ben weer in alle hevigheid toe. Want het is hier één grote snoepwinkel. Als de eigenaar hoort dat hij cliëntèle uit Holland heeft, trommelt hij een van zijn medewerkers op. Die vervolgens tot grote hilariteit informeert: ‘How are you doing klootzak?’
==
‘How are you doing klootzak?’
==
Slechts een halfuurtje later staat het gezelschap weer buiten. Ben, Ferdi en Jan Wilm hebben een akoestische gitaar aangeschaft. Ben is alle misère in één klap vergeten.
In het vliegtuig volgt tijdens de terugreis een discussie hoe die gekochte instrumenten straks ongemerkt langs de douane kunnen worden gesmokkeld. Volgens Ben is dat geen enkel probleem. Da’s vooral een kwestie van je meest onschuldige gezicht opzetten en stug doorlopen, vertelt hij aan iedereen die het maar horen wil. En hij toont zich maar wat graag bereid het goede voorbeeld te geven.
Nog maar net voet aan de grond gezet informeert een van de douaniers of het gezelschap wat heeft aan te geven. ‘Nee,’ roept Ben en maakt aanstalten verder te lopen. Maar dat blijkt toch iets te voorbarig. In De Telegraaf heeft namelijk enkele dagen daarvoor een uitvoerig reisverslag gestaan over de Canadatour van Normaal. En die krant lezen ze ook op Schiphol, zo is al snel duidelijk. ‘Die kerel had met een gele stift de bewuste passage in de krant omcirkeld en duwde me het artikel onder de neus. Tja, toen had ontkennen niet zoveel zin meer.’
De gitaren hebben niettemin diezelfde tour al bewezen dat ze uit het goede hout zijn gesneden. Want al enkele uurtjes na de turbulente aankoop beleven ze hun vuurdoop tijdens de theatershow.
De volgende avond staat er echter een heel ander optreden op de agenda. De subtiliteit van de schouwburg wordt verruild voor de hectiek van een avondje ouderwets høken. Maar dan aan de andere kant van de oceaan.
Maandenlang hebben de Neder-Canadezen uitgezien naar dit avondje. Het bier vliegt in de rondte, het plafond hangt vol met afgerukte t-shirts en de anhangers hebben de avond van hun leven.
De security en de andere Canadezen, die als vrijwilliger helpen achter de bar, slaan het van een afstandje allemaal met stijgende verbazing gade. Vooral als op een gegeven moment de lampen aan gaan. Het Wilhelmus schalt uit de geluidsboxen en de meer dan duizend mensen in de zaal brullen de nationale hymne gepassioneerd mee. Tranen van emotie vloeien. Stro, een vloer besmeurd met vele tientallen liters bier en afgerukte t-shirtjes blijven achter als stille getuigen van een avondje onmundig ouderwets tekeergaan. In Canada weten ze nu ook wat høken is.
==
Parijs-Dakar
==
Ben doet in 1998 mee met Parijs-Dakar. Hij is eigenlijk aangetrokken voor de publiciteit, maar krijgt later de rol van navigator toebedeeld. De samenwerking met zijn collega verloopt echter verre van vlekkeloos; de équipe wijkt meermalen van de route af. Omdat de organisatie niet weet waar Jolink en consorten uithangen, staan ze enkele dagen zelfs officieel als vermist te boek.
‘Ik werd dus tot navigator gebombardeerd, maar dat kon ik helemaal niet. Ik was eigenlijk ook meer aangetrokken om pr te maken, sponsors te werven en dat gedeelte was heel goed gelukt.’
==
==
==
Op Engelse toer
==
De Normaalklassieker Alie wordt in 1979 in het Engels opgenomen. Annie get your gun heet het voor deze gelegenheid. Op de andere kant staat Two Moths, een instrumentale versie van Dorus’ Twee Motten. De plaat wordt op z’n zachtst gezegd commercieel niet een van Normaals grootste successen.
==
==
==
Gas d’r bi-j
==
Normaal neemt het album Gas d’r bi-j (1994) op in het Amerikaanse Fort Lauderdale (Florida) onder leiding van de Nederlandse topproducer Erwin Musper, overigens al vele jaren werkzaam in de VS.
==
Ben de demagoog
‘De show is als seks: copuleren met het publiek’
==
Er zijn weinig bands waar het er bij live-optredens zo ruig aan toe gaat als bij Normaal. Met name in de beginjaren gaat het er hevig aan toe. Zeker wanneer er op een gegeven moment een volkomen nieuw fenomeen wordt geïntroduceerd: het biersmijten. Het wordt een vast ritueel, net als het van het lijf rukken van shirts van bezoekers die geen Normaal-shirt dragen.
==
En als de klassieker Vrouw Haverkamp voorbijkomt, verleidt dat altijd wel een of meerdere høksters – gezeten op de schouders van een mannelijke zielsverwant – tot een spontane stripact. Tot op de dag van vandaag is dit alles de normaalste zaak van de wereld tijdens de shows.
Elk zomerseizoen wordt er een nieuwe tour uitgestippeld: de veldtocht. Met een bijpassend thema en een decor dat door Ben wordt bedacht en hoogstpersoonlijk ontworpen en geschilderd. Normaal is er jarenlang uiterst succesvol mee. Shows in de kleinste dorpjes met een kerk en een café blijken goed voor enorme mensenmassa’s.
Het is een verademing voor de liefhebbers van ongecompliceerd lol trappen. Eindelijk een band die gewoon zegt waar het op staat. Recht voor z’n raap. Niet dat zweverige hippie – let’s make love, not war-gedoe, maar rock, drank, mooie vrouwen en veel plezier. En weg met dat belerende vingertje. Er zijn natuurlijk al wel meer bands die dit geloof prediken, maar het is voor het eerst dat het in het Nederlands annex Achterhoeks gebeurt.
Terwijl de Achterhoek een reputatie hoog te houden heeft als het gaat om ruige taferelen, spant de kop van Noord-Holland volgens Ben onbetwist de kroon. ‘Die West-Friezen, dat is toch een wel heel apart volkje. Door de zaaleigenaren in die contreien werd ons vooraf steevast op het hart gedrukt dat we koste wat kost te allen tijde door moesten spelen. Wat er ook gebeurde. Vlak voor onze neuzen speelden zich soms massale knokpartijen af. En wij maar doorspelen natuurlijk. Als je stopt, wordt de aandacht erop gevestigd en is het helemaal hommeles. Maar ach, ook als je doorspeelt, meppen ze vrolijk door.
We speelden eens in een of andere zaal toen de houten dansvloer het begaf. Een man of twintig donderde zo de bierkelder in. Een enorme ravage. We waren bang dat het compleet uit de hand zou lopen. Maar iedereen krabbelde er weer uit. Alleen wat blauwe plekken en schaafwonden. Ze vonden het niet eens de moeite waard zich te laten behandelen.
==
==
Ook hebben we het meegemaakt dat we na afloop van een optreden binnen stonden te wachten omdat we nog niet naar buiten konden. Er speelde zich daar een heuse veldslag af. De ME was uitgerukt en er werden charges uitgevoerd. Die gasten komen overigens vaak pas op de proppen als de hardste klappen al zijn gevallen. Afijn, terwijl we daar nog wat rondlummelen, is een van de medewerkers van die zaal bezig de vloer aan te vegen. Hij houdt iets omhoog en vraagt met een stalen gezicht, zonder te verblikken of te verblozen: “Is een van jullie iets kwijt, jongens?” Werkelijk, hij hield een complete duim omhoog.’
Hij kan er nu wel om lachen, maar volgens Ben zit in de hoogtijdagen zelfs bij de bandleden, die intussen toch wel aardig door de wol geverfd zijn, de schrik er vaak goed in als ze richting West-Friesland gaan.
In het toenmalige tv-programma Van Gewest tot Gewest vertelt Ben: ‘Dan was het nogal eens stil in de auto, wanneer we via Lelystad over de dijk naar Enkhuizen reden. Tjonge, tenten meegemaakt, oeh wat was dat ruig. Kloppartijen van bomen van twee meter die met elkaar op de vuist gingen. Dat is daar de normale manier van communiceren. Eerst slaan, dan vragen. Het is absoluut het meest heavy volk van Nederland.’
Tijdens een optreden in Steenwijk gaat het compleet mis. De directeur van De Meenthe heeft zo zijn voorzorgsmaatregelen getroffen in samenspraak met de plaatselijke politie. De gordijnen van het zalencomplex worden weggehaald, plantenbakken verwijderd, dranghekken geplaatst en Normaal zorgt voor een eigen ordedienst. Er kan die avond eigenlijk niets meer misgaan.
Er is echter één ding over het hoofd gezien: het bier wordt die avond in flesjes geserveerd. Aan het einde van de avond vliegen ze als projectielen in de rondte en tientallen bezoekers lopen snijwonden op. Een paar kampers met wie de band bevriend is geraakt, steken ongevraagd de helpende hand toe. Daarbij gaan ze verre van zachtzinnig, maar wel zeer voortvarend te werk. De ME voert charges uit en de brandweer moet in actie komen omdat de kampers een sloopauto hebben meegenomen die in de hens wordt gezet.
Toekomstig gitarist Paul Kemper is er die avond bij: ‘Ik was meegereisd met De Stèakers, het voorprogramma. Het waren gruwelijke vechtpartijen. Ik zag hoe een van die kerels bij een ander zijn vingers in de mond zette en de wang losrukte. Afschuwelijk. Ferdi had me in de pauze net apetrots zijn nieuwe Gibson Les Paul laten zien. Toen Normaal het optreden moest staken en van het podium ging, bleef die gitaar achter, werd met bierflesjes bekogeld en kwam zwaar gehavend uit de strijd.’
Vanaf dat moment treft Normaal zo z’n eigen voorzorgsmaatregelen. Zaalhouders krijgen voortaan het dringende advies om vooral geen meubilair te laten staan.
==
==
Een ander optreden dat in het geheugen van alle bandleden gegrift staat, is een show in Paradiso tijdens een manifestatie tegen werkloosheid onder jongeren. Het betekent het weerzien met de hoofdstedelijke poptempel, waar ze toch al geen al te beste herinneringen aan bewaren.
Al snel blijkt dat er zich onder de werkloze jongeren ook andere gasten bevinden die zichzelf hebben uitgenodigd. Nadat Ben in de media op weinig subtiele wijze heeft verkondigd dat ze wat hem betreft alle Hell’s Angels tegen de muur mogen zetten, komen toenmalig president Big Willem en zijn gevolg op visite. Al snel blijkt dat het zeker geen gezellig theekransje wordt.
Ben: ‘Big Willem kwam de kleedkamer binnen. Met twee van zijn adjudanten. Maar eenmaal in onze kleedkamer staan ze oog in oog met onze eigen Willem. Net zo groot als die Angels. En dan heb je onze roadies nog. Hoe dan ook, die twee adjudanten vertrekken al snel en Big Willem blijft alleen achter. Henkie (Wolters, alias Hendrik Haverkamp, red.) redde ons die avond. Hij ging tegenover Big Willem staan en toonde zich geen moment onder de indruk. “Ik ri-j ok motor!,” riep hij. Haha, Big Willem wist niet wat hij ermee aan moest. Uiteindelijk hebben we gezellig zitten kletsen. Later kwamen we Big Willem nog eens tegen en hadden we het over die ontmoeting in die kleedkamer. Hij herkende Hendrik Haverkamp meteen – andersom niet. Henkie ging vervolgens heel dicht voor Big Willem staan en riep keihard: “Verrek, dat is ’m!” Hoe dan ook, sinds het treffen in die kleedkamer waren de gemoederen tussen Normaal en de Angels weer bedaard.’
Tijdens een ander optreden in Paradiso staat Normaal – gepresenteerd als boerenpunkband – op een punkfestival geprogrammeerd. Willem Terhorst: ‘De bezoekers zaten de hele tijd te ouwehoeren. Aan de microfoonstandaards trekken en zo. Op een gegeven moment kregen we zelfs een beker vol pis naar onze benen gesmeten. Ben werd telkens lastiggevallen door dezelfde persoon. Het klieren ging maar door. Tot ik zo hels werd dat ik de zaal in sprong, de grootste etter te pakken kreeg, hem uit zijn schoenen tilde en hem duidelijk maakte dat dit toch zeker niet de bedoeling was. Toen ik mij omdraaide, zag ik hoe hoog het podium was. Ik kon er met geen mogelijkheid meer op komen en moest dus omlopen om verder te kunnen spelen. Het angstige respect voor die grote boze muzikant liep daardoor toch wel wat deukjes op, haha. Als klap op de vuurpijl bleek het hele tafereel te zijn opgenomen door de KRO.
Voor høkers is geen optreden compleet zonder dat er bier vloeit. Bezoekers komen binnen, kopen een hele meter bier om die vervolgens over hun vrienden heen te smijten. Voor de buitenstaander is dat volstrekt onbegrijpelijk.
De traditie stamt uit de woelige beginjaren en is ontstaan tijdens tv-opnamen in Zieuwent, bij de lancering van de single Alie. Regisseur Wim van der Linden van Avro’s Toppop, vraagt of er niet iets in scène gezet kan worden met het gerstenat van een gerenommeerd Achterhoeks merk. Dat had immers ook rijkelijk gevloeid tijdens de opnamen van Oerend Hard. Toenmalig manager Joost Carlier weet wel raad. Hij deelt onder de meegereisde fans een paar kratjes uit en commandeert hen te spuiten op zijn teken. Sindsdien is het tijdens geen optreden van Normaal droog gebleven.
Tot afgrijzen van de bandleden overigens. Het is immers niet geheel ongevaarlijk om een lading bier over je instrument te krijgen. Bovendien, zo benadrukt Ben telkens, is het doodzonde. Bier is immers om op te drinken.
Op een gegeven moment wordt het de band te gortig. In 1991 doen ze in de Anhangerschapbode zelfs een waarschuwing uitgaan: ze zullen stoppen met optreden als het niet ophoudt met het gooien van shirts en bier naar de groep, zo klinkt het dreigend.
De aanleiding hiervoor vormt een incident, waarbij Ben in zijn gezicht wordt geraakt door een nat shirt met knopen. Dat gebeurt met zoveel geweld dat hij naar de tandarts moet om een stifttand te laten plaatsen. Nu zegt hij daarover: ‘Ach, met dat bier kan ik nog wel leven. Maar het is echt tientallen keren gebeurd dat we vol door shirts zijn geraakt. Ik heb intussen een complete brug van vier stiftvoortanden.’
Tijdens de tour in Canada in 2007 doet de ingehuurde Canadese crew aanvankelijk wat laatdunkend over de eisen die Normaal vooraf stelt. Dranghekken tijdens popconcerten? Wat een poeha die Nederlanders, zie je ze denken.
Totdat Normaal het podium op loopt. Het volgende moment is de hal, waar door de week veemarkten worden gehouden, één kolkende massa van Canadese fans, vrijwel allemaal geëmigreerde Nederlandse boeren. En ondanks de waarschuwingen vooraf om vooral niet met bier te gooien, krijgen Ben en zijn mannen de volle laag.
Een andere opvallende traditie bij optredens van Normaal is het gooien met stro. Ook in het Canadese Woodstock komt een van de organiserende boeren de zaal binnen met een baal stro en begint het enthousiast uit te delen tot afgrijzen van roadie Pattu. Hij staat even verderop aan de zijkant van het podium, ziet het gebeuren, maar moet machteloos toezien. Hij vreest het ergste. ‘Ben kan daar ab-so-luut niet tegen. Hij wordt dan ongelooflijk benauwd en er komt dan amper nog een noot uit. We hebben in het verleden meermalen meegemaakt dat we de boel moesten stilleggen en de rest van het optreden niet door kon gaan.’ Toch gaat het die avond wonderwel goed. Ben kan gewoon doorzingen, tot grote opluchting van de rest van de band die het tafereel met samengeknepen billen heeft gadegeslagen.
Los van enkele beruchte optredens in de roerige begintijd vinden vechtpartijen in de latere jaren eigenlijk amper nog plaats. Terwijl Ben tijdens zo’n optreden de massa toch regelmatig tot grote hoogten opdweept. Als geen ander weet hij de massa te bespelen.
Legendarisch is het videofragment waarin hij de mensenmenigte massaal ‘bóéruhn’ laat scanderen en hij vreselijk tekeergaat tegen de ambtenarij in Den Haag. Als een zielenherder voor het agrarische deel der natie stort hij zijn donderpreek over de menigte uit. Als ‘speech des oordeels’ is het op YouTube terug te vinden.
==
‘Wie nou nog boer is, in de eenentwintigste eeuw, in Nederland, die heeft lef. Dat is een kerel met een kop én met kloten. Hij wordt van alle kanten bedreigd. Maar toch zegt de boer,’ Ben slaat op zijn borst en schreeuwt: ‘“Ik bun boer en doar bun ik trots op!”’ En wat die westerse klootzakken van ambtenaren ook bedenken in Den Haag of in Brussel… Fuck you! Een boer is een boer en den blif een boer. En die zal altied boer zun.’ Waarna de mensenmassa zijn aankondiging van de klassieker Ik bun moar een eenvoudige boerenlul massaal overneemt.
==
Ben: ‘Ach, ik ben een ouwe, schoppende hypochonder die niet verlegen is voor 15.000 mensen.’
==
Of zoals hij in een regionale krant – aan de vooravond van zijn rentree na zijn auto-ongeluk in 1992 – zegt: ‘Ach, ik ben een ouwe, schoppende hypochonder die niet verlegen is voor 15.000 mensen. Dat had ik vroeger al. Als jong ettertje pakte ik op schoolreisjes de microfoon af van de juffrouw en maakte dan een satire op de bovenmeester.’
Nu, aan de keukentafel van zijn woonboerderij: ‘Massapsychologie vind ik reuze interessant. Hoe gedraagt de massa zich? Daar ben ik als nepdemagoog natuurlijk uitermate in geïnteresseerd. Ik leerde al snel dat mensen in een stadion of een zaal het leuk vinden om iets te scanderen. Ik ben er wel goed in – al zeg ik het zelf – bepaalde kreten te verzinnen. Kort maar krachtig: høken, daldeejen. Eng? Ach, het is maar net hoe je ermee omgaat. Als ik als høkersleider zou roepen, in het heetst van de strijd: “Jongens, we gaan nú met z’n allen naar het politiebureau om het in brand te zetten.” Nou, ik garandeer je dat dat politiebureau dan in de hens gaat.
Je moet er dus verantwoord mee omgaan. Geen misbruik maken van je macht. Maar ik moet zeggen dat ik het wel een kick vind als het publiek massaal meedoet. Er is duidelijk sprake van een wisselwerking. Het publiek juint mij op – en andersom. Het komt duidelijk van twee kanten. Het is als seks. Of nee, noem het ware liefde. Copuleren met het publiek.
Misschien wel ben ik daarom thuis zo compleet anders. Anderen vinden dat op het schizofrene af. Als ik dan de volgende ochtend hier door het bos loop, denk ik wel eens: Tjonge, wat heb ik me gisteravond weer aan lopen stellen. Soms zit ik op die momenten met het zweet in mijn handen, zó gênant. Ik bekijk mezelf ook bijna nooit terug op dvd bijvoorbeeld. Los van het feit dat ik dat apparaat al niet eens aan de praat krijg en uit woede de afstandsbediening al eens aan barrels tegen de muur heb gegooid. Maar ik vind het in de eerste plaats verschrikkelijk om naar mezelf te kijken. Dat háát ik echt. Zoals de documentaire Ik kom altied weer terug, anderhalf uur naar je eigen poriën zitten kijken…
Als ik echter op zo’n avond bepaalde dingen roep, dan is dat wel gemeend, honderd procent! En ik verzin ook geen dingen van tevoren. Die beruchte scène dat ik uithaal naar die rotambtenaren in Den Haag bijvoorbeeld. Dat bedenk ik spontaan, dat gebeurt ter plaatse. Hoezeer ik me er later ook voor geneer. Maar ja, als ik dan de volgende avond weer voor het publiek sta, dan is het binnen de kortste keren het oude liedje.’
Høken
==
Het is een begrip voor de trouwe volgers van Normaal: høken. Ofwel, brekken, zoepen en angoan. Sappig Achterhoeks voor onbegrensd uit je bol gaan. Alles kan en mag, behalve geweld. Net zoiets als daldeejen trouwens, zo’n andere krachtterm uit het bloemrijke Normaal-woordenboek.
==
Van oorsprong komt høken van het voetbalveld, waar ‘heuken, heuken’ werd geroepen. Pootje haken dus.
==
Normaal zegt het woord høken te hebben geleend van de katholieke plattelandsjongeren in de regio Groenlo. De band treedt er op en hoort de kreet vanuit het publiek om aan te geven dat ze er die avond flink tegenaan willen gaan. Van oorsprong komt de term overigens van het voetbalveld, waar ‘heuken, heuken’ werd geroepen. Pootje haken dus. Normaal geeft er z’n eigen draai aan.
In het in 2010 verschenen boek Popmuziek in Winterswijk doen de vermeende uitvinders van de term hier trots melding van. Ene ‘Hendrik Bierstekker’ schrijft in het ledenblad van jongerencentrum Elbekurkie apetrots hoe Normaal de kreet van jongeren uit Meddo heeft overgenomen nadat ze ‘heuken, heuken’ hadden gescandeerd tijdens een zogenoemde creatieve dag in buurgemeente Groenlo. De Meddonaren claimen derhalve de bedenkers te zijn van het illustere begrip, een woord dat vanaf dat moment een vast plekje heeft in de vocabulaire van de nederpop.
==
==
De tic van Ben
==
Ben Jolink is een verwoed verzamelaar van gitaren. In de loop der jaren heeft hij een indrukwekkende collectie opgebouwd. Een verzameling die bovendien alleen maar groter wordt. Want gitaren verkoopt hij niet, daar is hij heel principieel in. ‘Gitaren moet je nooit wegdoen. Doar krieg i-j namelijk onmundige spiet van.’
Een kleine twintig exemplaren kent zijn collectie intussen, waaronder enkele zeer kostbare instrumenten. Ben koestert overigens een voorliefde voor afwijkende modellen.
Zoals ‘De Tit’. ‘Haha, ja dat was ooit een Flying V. Maar op een gegeven moment schoot het me in de bol, waarop ik besloot er een paar vrouwenborsten van te maken. Dat was nog in de tijd van het NCRV-liveprogramma Los Vast. We moesten daar optreden. In de vaste begeleidingsbands zaten allemaal van die beroepsmuzikanten. Lex Bolderdijk en zo. Ze kwamen net binnenlopen toen ze zagen hoe ik met een zaag druk in de weer was om die punten van de Flying V eraf te zagen. Ze kregen zowat een rolberoerte.’
De gitaar gaat nog steeds mee. ‘Al heeft dat ding heel wat voor de kiezen gekregen. Op een gegeven moment hebben Jovink en de Voederbietels hem gebruikt. Hij zag er werkelijk niet meer uit. Vervolgens heb ik hem maar door Dick Dijkman – de Twentse luthier die landelijke naamsbekendheid geniet – laten restaureren. Die heeft hem grondig onder handen genomen. Alles opnieuw voor elkaar gemaakt en hem gespoten. Uiteraard in een roze vrouwenvleeskleurtje.’
De gitaren van Normaal hebben sowieso nogal wat te verduren. Zeker in de tijden dat er nog veldtochten van meer dan honderd optredens per seizoen op de agenda stonden. ‘Haha, Paul Kemper en ik hadden ook zo’n Kramer-gitaar. Dat ding speelde werkelijk voor geen meter. Op een gegeven moment hebben we die op de barbecue geflambeerd.’
==
‘Gitaren moet je nooit wegdoen. Doar krieg i-j namelijk onmundige spiet van.’
==
Bens paradepaardje is een Schecter telecaster, ooit gebouwd door Dick Dijkman. ‘Dit is mijn absolute favoriet. Ook al bieden ze me er tienduizend euro voor, dat ding verkoop ik van z’n lang zal z’n leven niet. In al die jaren ben ik nog geen gitaar tegengekomen die zo geweldig klinkt.’
Een wat vreemde eend in de bijt is een speciale baritongitaar. ‘Lager gestemd dan een normale gitaar. Een prachtig markant geluid. Het houdt het midden tussen een bas en een gitaar.’
Zijn laatste aanwinst is een in het oog springende Bo Diddley-tribute. Het is Bens eerbetoon aan een van zijn grote muzikale helden. De gitaar heeft de contouren van het instrument waar de overleden bluesicoon altijd op speelde: geïnspireerd op een sigarendoos.
Het ontwerp is van Bens artistieke hand: ‘Ik wilde alleen dat de gitaar uiteindelijk wat rondere hoeken zou krijgen. Uiteraard heb ik ook deze door Dick Dijkman laten bouwen. Een echte ambachtsman die ik dit wel toevertrouw.’ Met een in het oog springende B: ‘De B van Bo. En van Ben natuurlijk!’
==
Pattu
==
Noem de naam Paul Sprenkeler en de gemiddelde Normaal-fan zal je aankijken met een blik of hij het in Keulen hoort deurdonderen. Maar noem de naam Pattu en alle misverstanden zijn op slag de wereld uit.
Pattu, ooit de allereerste drummer van Jovink en de Voederbietels, behoort tot het interieur van Normaal en loopt al een slordige kwart eeuw mee als manusje-van-alles. Al klinkt dat wat oneerbiedig. Hij is zo onderhand de bekendste roadie van ons land. Wanneer Normaal niet on the road is, laat hij zich als freelancer inhuren door andere bands.
Maar Pattu is meer dan een roadie. Hij is zo ongeveer de rechterhand van Ben. Fungeert veelvuldig als chauffeur en is vooral Bens steun en toeverlaat tijdens optredens. Als Ben nog wat onhandig op voetpedaaltjes staat te trappen omdat er geen geluid uit komt, springt Pattu al vanuit de coulissen tevoorschijn om de plug in de gitaar te steken. Er ontgaat hem niets.
==
==
Hij is onder meer verantwoordelijk voor het grootonderhoud van de gitaren. Aangezien Ben Jolink het principe huldigt dat hij nooit een gitaar verkoopt, sleept Normaal zo onderhand een indrukwekkende collectie gitaren met zich mee tijdens de tournees.
Waar roadies de reputatie hebben dat ze weinig zachtzinnig met apparatuur omspringen, is Pattu zuinigjes met de gitaren. ‘Voor de jongens blijft het gereedschap. Ze kijken heus niet op een krasje meer of minder. Maar ik zou niet al te slim zijn als ik er niet voorzichtig mee om zou gaan.’ Grijnzend: ‘Ik moet ze immers zelf weer repareren.’
Tijdens de soundcheck neemt Pattu alle instrumenten voor zijn rekening. Drums, toetsen, bas, gitaar. ‘Ach, ik speel thuis wat. Maar ik ben er niet de man naar om op de voorgrond te staan. Dat laat ik liever aan anderen over die daar veel beter in zijn.’
==
Pattu komt van Paturain. ‘Heerlijk vond ik dat. Maar ik heb me helemaal klem gevreten aan dat spul. Als ik het nu alleen al ruik, ga ik over mijn nek.’
==
Rest alleen nog die naam. ‘Die stamt uit de tijd dat ik nog bij de padvinderij – de verkenners – zat. Tijdens de vakantiekampen kreeg ik steevast van mijn moeder van die kuipjes Paturain mee om op mijn brood te smeren. Heerlijk vond ik dat. Maar ik heb me helemaal klem gevreten aan dat spul. Als ik het nu alleen al ruik, ga ik over mijn nek.’
==
==
Te veel hooi op de vork
Effe niet deurdonderen
==
De slopende veldtochten met meer dan honderd optredens per jaar, de onregelmatige werktijden, de vele liters drank; het jarenlang roofbouw plegen op zijn eigen lichaam eist z’n tol. Na de Top of the Bult-tour van ’96 wordt het Ben ineens allemaal te veel. Hij heeft overduidelijk te veel hooi op zijn vork genomen. Het blijkt vooral ook een wijze les voor de toekomst. Met zijn broze gezondheid is het voor hem fysiek simpelweg niet te bolwerken om onbeperkt op te treden. Vooral omdat, wanneer hij te diep in zijn reserves tast, hij acuut wordt overvallen door allerlei medische malheur.
==
Met een daverende knal dient de depressie zich aan. De bom barst. Ben grijpt een zwerfkei, souvenir van een vakantie, en smijt de beeldbuis van de tv aan gruzelementen.
‘Mijn eerste officiële depressie,’ zoals hij zelf zegt. Want hij heeft al meerdere slechte momenten in zijn leven gekend. Zoals vlak na het ongeluk in 1992, waarbij hij wordt vervangen door Willem ‘Big Mouth’ Duyn. Terwijl de rest van de band dan bezig is aan een verrassend succesvolle veldtocht, revalideert Ben in zijn huis in de bossen van Hummelo. ‘Achteraf gezien had ik toen ook al een depressie. Maar dat vond ik toen iets voor mietjes en zwakkelingen.’
Deze keer is het heftiger dan ooit tevoren. Hij sluit zich dagenlang op in De Hooiberg, de studio naast zijn huis, en is voor vrijwel niets of niemand aanspreekbaar. Uiteindelijk komt de ommekeer wanneer zijn vrouw Ellie de huisarts erbij haalt. Zijn diagnose: een burn-out. Met pillen en talloze sessies op de divan bij diezelfde huisarts komt hij er weer bovenop.
Hij had nooit gedacht dat het hem kon overkomen. ‘Een depressie? Dat is iets voor slappelingen. Voor watjes. Maar dan overkomt het jezelf. Al had ik het eerst niet in de gaten. Ik had het achteraf gezien zelfs al een paar keer eerder gehad. Maar toen wist ik niet wat het was en ik wist ook niet dat er medicamenten voor zijn. Het is iets wat je je ergste vijand nog niet gunt. Laat staan jezelf.’
Het is opmerkelijk dat Ben later zo openlijk praat over de zwartste periode in zijn leven. Dat is niet echt iets voor plattelanders. Hij heeft echter, als het om zijn depressie gaat, geen geheimen.
‘Toen het mij overkwam, had ik daar overigens goede redenen voor. Een volkomen gerechtvaardigd wantrouwen tegenover ons management, bijvoorbeeld. En mijn gezondheid waar het slecht mee ging. Ik at niet meer, sliep niet meer. En het gekke is: je bent toeschouwer van jezelf. Je ziet dat het niet goed gaat, dat je in een neerwaartse spiraal zit, maar je kunt er niets aan doen. En je weet: ik ben malende. En tegelijk ben je niet in staat er wat aan te doen. En dat is een hele nare ervaring.
Uiteindelijk heeft Ellie de dokter gebeld. En die zei waar ik aan leed. Met pillen en een goede begeleiding ben ik er weer vanaf gekomen. Het gevaar ligt echter altijd op de loer dat het terugkomt. Je moet voortdurend oppassen dat je jezelf niet over de kop werkt. Of dat je je zorgen maakt over iets wat helemaal niet nodig is. Depressiviteit is een heel nare ziekte. Gevaarlijk ook. Met in het uiterste geval de dood tot gevolg. Ja, ik ben daar ook dichtbij geweest. Mezelf wat aan doen? Daar had ik teveel voor wat ik niet kwijt wilde. Maar ik at niet meer en sliep niet meer. En dan ga je op den duur natuurlijk ook dood.’
Duidelijk is dat het zo niet langer kan. De artsen schrijven hem rust voor. Rust die in Bens hectische høkersleven erg relatief is. Het is juist in die periode dat zich problemen voordoen rond toenmalig manager Martin Jansen.
De druk op Ben is immens. Er zijn in die tijd heel wat gezinnen die moeten leven van Normaal. Maar Ben ziet het absoluut niet meer zitten en overweegt hardop het bijltje erbij neer te gooien. ‘We stonden als band financieel opnieuw met lege handen. Voor de tweede keer in ons bestaan.’
Besloten wordt tot een constructie waarbij Normaal afscheid neemt van Jansen. Dick van Berkum, de accountant uit Lochem, ziet het avontuur-Normaal wel zitten en neemt het totale aandelenpakket over. Ook wordt besloten om het over een andere boeg te gooien. De slopende veldtochten worden fors teruggebracht. Ze vormen immers een aanslag op het fysieke gestel van Ben.
Een van de drijfveren voor Ben om door te gaan zijn de anhangers, zo zegt hij in een interview met de regionale krant in Zeeland. ‘Toen officieel bekend werd dat ik overwoog met Normaal te stoppen, kwamen er zoveel reacties van fans dat ik dacht: dat kun je ze niet aandoen. Voor veel van die fans is onze muziek een stuk van hun leven. Ik had echt iets kapotgemaakt als ik was gestopt. Voor mij was dat een belangrijk argument om de draad weer op te pakken.’
Onder het roer van Van Berkum hervindt Ben zichzelf. Vooral als later ook het theater wordt aangedaan. ’s Zomers wordt er volop gehøkt in de feesttenten, het winterseizoen neemt Normaal plaats op het pluche van de schouwburgen.
De depressie verandert hem. Ook in muzikaal opzicht. ‘Tot aan mijn officiële depressie dacht ik altijd dat het mijn plicht was vrolijkheid te brengen. Dat gebeurde vaak in de vorm van onderbroekenlol in mijn teksten. Soms had ik enkele coupletten met een serieuze tekst, maar dan in het laatste couplet – vol met plattigheid – relativeerde ik eigenlijk alles weer.
Toen we bezig waren met het album Opa vertel es had ik overleg met de producers over de nummers. Ik zei dat ik al wel wat teksten had, maar dat die nog niet af waren. Ze bekeken die teksten en zeiden: “Hoezo niet af? Er is toch niets mis met die teksten?” waarop ik zei: “Nou, er ontbreekt nog een laatste couplet en ’t is nog niet eens bekend wat nu couplet of refrein is.” Dat vonden ze maar onzin. Immers, klassieke stukken hebben toch ook niet per se een couplet en refrein. Waarop ik zoiets had van: verrek, ze hebben gelijk.
We zijn aan het opnemen geslagen en ik heb eigenlijk nog nooit zoveel positieve recensies op mijn werk gehad als op deze cd. Zoals die producers het zagen, had ik het nog nooit bekeken. Waarom altijd zo’n laatste couplet waarin ik al mijn beweringen in de voorgaande coupletten feitelijk onderuithaal? Maar goed, daar was dus wel eerst een depressie voor nodig. Noem het voortschrijdend inzicht. Zoals Herman Finkers dat laatst ook verwoordde; hij noemde het als een goed excuus voor vreemdgaan. Als zijn vrouw dan zou zeggen: “Maar je had me toch eeuwige trouw beloofd?”, zou hij antwoorden: “Ja, maar ik had voortschrijdend inzicht.” Haha, geweldige vent die Finkers.’
Aanvankelijk stond hij bekend als Bennie, maar de laatste jaren wordt het steeds vaker Ben. Nee, het heeft niets te maken met een eventueel hervonden identiteit. Of dat hij na zijn depressie als meer volwassen door het leven wilde. Die vermeende naamswijziging is eigenlijk puur toeval.
‘Meestal noemt mijn familie me Ben en anderen Bennie. Maar ze noemen me soms ook Bernard of Beernd. Maar ’t maakt mien niet uut. Ik luister overal naar.’ Maar echtgenote Ellie is het daar niet mee eens: ‘Hij luustert juust nergens noar...’ zegt ze, tot grote hilariteit van de persoon in kwestie.
==
==
==
Cowboy Ben
==
Ben is een fervent liefhebber van countrymuziek. Met name naar Hank Williams sr. kan hij urenlang luisteren. Liefst tijdens zijn jaarlijkse bedevaart in de winter, in het zuiden van de Verenigde Staten. ‘Met een dikke auto onder mijn kont, op cruise control zodat ik mijn laarzen op het dashboard kan houden. En de radio op honderd decibel natuurlijk.’
Het resulteert eind jaren negentig in het album Howlin’ at the moon. Met onder anderen Antonie Broek en Pim Kops van De Dijk en zijn grote vriendin Frédérique Spigt. Een Engelstalig uitstapje voor Ben.
==
Tijdens een tribute aan Johnny Cash herontdekt Ben zijn stem. ‘Die stem bleek perfect bij mij te passen. Ik heb eigenlijk altijd een octaaf te hoog gezongen. Al die jaren alleen maar gebruld. Er was een Belgische producer bij die zei: “Awel, gij zijt den Hollandsen Johnny Kasj…”’
Met die ervaring in het achterhoofd duikt Ben in 2007 de studio in voor zijn tweede soloalbum Opa Vertel Es. ‘Met nummers die perfect zijn voor mijn stem. Ik heb nog nooit zulke goede reacties en recensies op mijn werk gehad. Ik kan me zelfs niet herinneren één enkele wanklank te hebben vernomen.’
==
==
Hoken op het pluche
Normaal in het theater
==
Het doet wat onwezenlijk aan. Achteroverleunend in een luxe fauteuil luisterend en kijkend naar Normaal. Geen rondslingerend bier en stro, geen dampende zwetende mensenmassa’s, maar de sereniteit van het theater. Sinds begin 2000 maakt de band gedurende de wintermaanden een rondje langs de Nederlandse schouwburgen.
==
Het was vooral voor de høkers van de harde kern even wennen, maar intussen kan Normaal ieder seizoen rekenen op een vaste schare fans. Wat vooral opvalt is het relatief hoge aantal oudere høkers. Anhangers van het eerste uur die er vandaag de dag kennelijk weinig voor voelen zich te laten overgieten met liters bier.
Opvallend is dat er nóg oudere liefhebbers tussen zitten: zestigers en zeventigers. Zij houden ervan om zich op hun gemak te laven aan Normaal. Met steevast ‘Leagere school in Hummelo’ als een van de favorieten – met de melancholieke stem van Ben die gevoelens van nostalgie op doet laaien. Genietend van de fraaie decors, die het resultaat zijn van Bens artistieke opleiding. Het is niet voor niets dat pa en ma Jolink een optreden in de schouwburg aangrijpen om voor het eerst een heel optreden van zoonlief te zien.
De eerste theatertour Effen Zitten is een keerpunt in het bestaan van de band. ‘De eerste theatertours speelden we louter akoestisch,’ zegt Ben. ‘Maar naarmate de bezetting veranderde, veranderde ook het repertoire. En ook de grappen – wat ik het cabaretgedeelte noemde – werden steeds minder.’
De band voelt zich steeds meer thuis in het theater. Al vergen dergelijke shows een totaal andere benadering. Waar in een feesttent door de soms overdosis decibellen een foutje keurig wordt verdoezeld, is het geluid in de schouwburgen onverbiddelijk. Camoufleren is niet aan de orde. En dus wordt er een stevig beroep gedaan op het muzikale vakmanschap.
‘Dat is ook de reden waarom ik in de schouwburg nog wel eens nerveus ben voor een optreden. In de feesttent weet je: je zet de versterker gewoon een streepje harder en dan komt het allemaal wel goed. In het theater kan dat niet. Anderzijds merk je dat het publiek heel anders luistert. Je hoort ze soms lachen als een tekst geestig is. In een feesttent is zoiets ondenkbaar. We worden als band steeds beter, maar in de feesttent kun je dat niet laten horen. Daar zitten ze niet te wachten op subtiliteiten.’
Traditioneel gaat het er voor de pauze wat rustiger aan toe. Na de onderbreking – aangemoedigd door Bens woorden ‘hoe meer jullie drinken, hoe beter wij klinken’ – wordt het steviger. Tegen het einde wordt er ook in het theater vaak flink op los gehøkt. Al blijft dat allemaal relatief natuurlijk. Nat van rondslingerend bier word je er niet.
Ben maakte vooral in het begin duidelijk onderscheid in het repertoire voor de schouwburgen en de feesttenten. ‘Met name de eerste jaren. In de winter moest je me niet aankomen met dat gedoe in die feesttenten, terwijl ik in de zomer niets van dat subtiele, culturele gedoe in het theater moest hebben. Al die nuances, daar had ik dan even geen zin in. Ik wilde dat strikt gescheiden houden en was dus voortdurend in een ambivalente stemming. Op het schizofrene af. Later trok dat bij. Toen begon ik het repertoire door elkaar te husselen. Het was zelfs zo dat we in het theater eigenlijk al meteen na de pauze begonnen te høken.’
Al blijft het schipperen, zo erkent hij. ‘Je moet toch opletten. Op een gegeven moment dachten we dat we bepaalde, wat subtielere theaternummers ongestraft in de feesttenten konden spelen. We wilden het theater en de feesttenten wat meer naar elkaar toe brengen. Maar dat bleek niet te werken, dat was een complete misvatting. Maar nu heb ik er wel vrede mee dat je onderscheid moet maken.’
Normaal is wat dat betreft door schade en schande wijzer geworden. Het theater spreekt intussen steeds meer tot de verbeelding van Ben. Ook omdat hij er zijn muzikale ei beter kwijt kan. Hij is immers nog steeds bezig zijn muzikale horizon te verbreden en waar kan dat beter dan in het theater? ‘Al hebben we natuurlijk altijd al wel veel countryinvloeden in onze nummers verwerkt.’
Hij geeft ruiterlijk toe dat hij steeds meer moeite heeft om zich op te laden voor de uitputtingsslagen in de feesttenten. ‘De intimiteit van het theater spreekt me bovendien meer aan. Vooral ook omdat de muzikale uitdaging veel groter is. Mijn hart ligt in het theater. Sterker nog, hier ligt mijn muzikale toekomst.’
==
==
==
Roel Spanjers maakt sinds 2004 deel uit van Normaal.
==
Roel Spanjers is vooral muzikant achter de schermen. Hij speelt al jaren mee op diverse albums van Normaal, maar pas sinds de tour Høk en Swing in 2004 staat hij ook op de planken.
‘Ik speelde met Captain Gumbo tijdens het høkersweekend in het voorprogramma van Normaal. Dat was kort na de periode dat Willem Duyn meedeed. Na afloop vroeg Fokke mijn telefoonnummer. Hij deed daar wat vaag over. “Voor een jamsessie of zo,” zei hij. Waarop Joost Witte, een van de bandleden, meteen zei: “Het zal me niets verbazen als je binnenkort wordt gebeld om mee te doen voor plaatopnamen.” En twee dagen later kreeg ik inderdaad een telefoontje. Of ik mee wilde doen op Half um Half. Sindsdien speel ik op Normaal-platen mee en sinds een aantal jaren dus ook live. Ben deed me een aanbod dat ik niet kon weigeren. Met zijn dubbelloops jachtgeweer op mij gericht, zei hij: “Je handtekening op dit contract of de inhoud van je hersenpan.” Zo ongeveer ging het, geloof ik, haha.’
Zijn eerste kennismaking met de Achterhoekse mentaliteit bevalt hem overigens goed. ‘Ach, ik kom uit Brabant en ben dus eigenlijk ook een boer. Alleen uit een ander deel van het land. Normaal is echter een begrip, ook waar ik vandaan kom. Ik heb Normaal als tiener wel in ons dorp zien optreden en een neef van me was een groot fan. Ik vond ze altijd al heel goed, maar luisterde in het begin vooral naar blues. Mijn liefde voor rock-’n-roll, soul en country kwam wat later. Toen ontdekte ik ook dat dat allemaal altijd al in Normaal zat!’
Spanjers tourt in het verleden onder anderen met Luther Allison en Smokey Wilson, door zowel de VS als Europa. In Nederland speelt hij met onder anderen JW Roy, Frédérique Spigt en het project van actrice/zangeres Ricky Koole en popprofessor Leo Blokhuis.
Hij brengt zijn tijd echter voornamelijk door in de studio om cd’s te voorzien van Hammondorgel, piano en/of accordeon. ‘Welke artiesten? Tja, als je ze zo moet noemen, kom je er niet eens zo snel op. Maar ik denk dat ik wel op zo’n vijftig albums meespeel. Onder meer op de solo-cd van Jack Poels van Rowwen Hèze, Julian Sas, Stevie Ann. En Normaal uiteraard.’
Het is juist die veelzijdigheid die hem zo trekt. ‘Ik zit soms maandenlang in de studio of het theater. Erg leuk om te doen. Maar op een gegeven moment begint het dan te kriebelen en wordt het weer hoog tijd om te gaan høken. Ik vind het altijd weer een eer en een genoegen om met Normaal te mogen spelen. Het publiek vind ik ongelooflijk. Het is toch onvergetelijk dat, wanneer je in Denemarken optreedt, er twee touringcars vol “goed volk” mee reizen? Ik kijk telkens weer mijn ogen uit.’
==
Tessa Boomkamp komt in 2003 bij Normaal. Ze vervangt Fokke, die naar De Kast vertrekt. In 2005 spelen Fokke en Tessa nog samen de tenttour, waarna Fokke in 2006 alleen verdergaat.
==
Het høkerslegioen sluit haar meteen in z’n armen, vanaf de allereerste keer dat Tessa Boomkamp meedoet. Hoewel ze wel een wat vreemde eend in de bijt is. Op het moment dat ze haar opwachting bij Normaal maakt, is ze namelijk een twintiger. Met een uiterlijk dat je eerder op de catwalk zou verwachten. En dat te midden van die ouwe rockers. Maar als nuchtere dochter van het Twentse platteland doet ze nooit moeilijk. Ze is gewoon ‘een van de jongens’.
Ze krijgt vooral de handen op elkaar als ze de klassieker Ik zag niks want ik mos pissen voor haar rekening neemt met een stalen gezicht, zichzelf begeleidend op gitaar. Al doet het wat onwerkelijk aan als een dame met haar looks een dergelijk nummer vertolkt. Daar zit ze echter geen moment mee. Ze oogst er iedere show het hardste applaus van de avond mee. ‘Al vanaf de eerste voorstelling gaat het publiek bij dit nummer na afloop tekeer. De mensen vinden het schitterend,’ zegt ze.
Tessa komt in 2003 bij de band op voorspraak van muziekvriendin Frédérique Spigt. Als Spigt hoort dat Ben op zoek is naar een nieuwe drummer omdat Fokke naar De Kast vertrekt, stelt ze meteen dat Tessa voor Normaal de juiste persoon op de juiste plek is. Zonder ook maar een noot te spelen, rolt ze vervolgens door de audities. Want als ze in de repetitieruimte met een bos paling verschijnt, roepen de bandleden in koor: ‘Aangenomen!’
Het klikt meteen. Waarbij Ben altijd heeft benadrukt dat haar uiterlijk geen enkele rol speelde. ‘Ze was het ook geworden als ze apenlelijk zou zijn. Al is ze dat natuurlijk beslist niet.’
Tessa is van jongs af aan gek op drummen. Eerst bij de plaatselijke fanfare, later als zangeres van enkele toonaangevende coverbands. In de tussentijd studeert ze cum laude af aan het conservatorium van Enschede. Ze is in te huren als freelancer en speelt als zangeres/gitariste bij Marco Borsato of op drums bij Girls Wanna Have Fun, Time Bandits, Ten Sharp en haar huidige trio McChicks.
Ze kijkt met veel plezier terug op haar tijd bij Normaal. ‘Ik vond het een heerlijk, warm nest met allemaal lieve papa’s om mij heen. We hebben vooral enorm veel gelachen en waren verslaafd aan darten. Vooral dat laatste mis ik in iedere band waarmee ik daarna nog heb gespeeld. Normaal is voor mij jeugdsentiment. Nu ik een mooi kijkje achter de schermen heb gekregen, ben ik alleen maar meer van ze gaan houden.
Opvallend is overigens dat ik mijn eerste auto-ongeluk uitgerekend kreeg tijdens een tour van Normaal. Eigenlijk wel toepasselijk. Ik werd meteen ontgroend. Het ging mis toen ik op de snelweg tijdens een hevig noodweer een vrachtwagen wilde inhalen. Dat gevaarte schoof ineens naar links en ik kwam knel te zitten tussen de vangrail en de truck. Ik moest hoog op de rem en begon te spinnen, waarna ik in de berm tot stilstand kwam. Gelukkig had het achterliggende verkeer het tijdig door, dus ik had alle ruimte om te tollen. Ik kwam met de schrik vrij en de auto deed het nog. Ik had alleen maar verschrikkelijke spierpijn de rest van de week.
Niettemin waren alle bandleden daarna enorm bezorgd om mij. Ik moest vooral voorzichtig rijden. Niet harder dan honderd kilometer per uur. Dat deed ik vervolgens keurig. Tot ik op een gegeven moment door iemand oerend hard werd ingehaald. Driemaal raden door wie… Tijdens mijn lachbui kreeg ik bijna opnieuw een ongeluk.’
==
==
==
Jan de Ligt speelt sinds 2003 bij Normaal. Tijdens de tour in 2010 treedt Normaal op in een kleinere bezetting en doet Jan alleen nog tijdens de grotere optredens mee.
==
Jarenlang geeft Normaal – met Ben voorop – af op die afschuwelijke Randstad. De fans kijken dan ook beteuterd op als Normaal uitgerekend zo’n westerling inlijft. Die verbazing is echter slechts van tijdelijke aard. Binnen de kortste keren sluiten de anhangers saxofonist Jan de Ligt in de armen.
En wat Jan betreft is de liefde wederzijds. Hij zegt zich helemaal thuis te voelen in de Achterhoek. Spreekt zelfs al een paar woordjes dialect, al verraadt zijn onmiskenbare Rotterdamse accent zijn afkomst. Maar intussen is hij helemaal ingeburgerd. En dat voor ‘een buutenlaander’, zoals hij zichzelf noemt.
Zijn eerste schreden zet Jan op het rockerspad als hij 25 lentes jong is. Dat doet hij bij het legendarische Gruppo Sportivo. Als deze band ter ziele gaat, treedt hij toe tot I’ve got the Bullets, de formatie rond rockdiva Frédérique Spigt. Als ook deze band ophoudt te bestaan, duikt hij het kroegencircuit in. ‘Gewoon lekker spelen met allerlei bluesbandjes. Erg leuk om te doen.’
Totdat zijn illustere plaatsgenoot Jules Deelder op de stoep staat. ‘Met hem heb ik een paar jaar getourd. Onder meer in het theater in een programma, samen met Herman Brood en Bart Chabot. Dan had je dus écht drie dwazen op één podium. Aangezien mijnheer Broods geheugen niet zo goed meer was, had men besloten om vooraf niets in te studeren. De show was zodoende één grote improvisatie. Vooraf stond niets vast. Van begin tot einde was het één grote chaos. Het gebeurde dat Deelder een mooi verhaal stond te vertellen en veel bijval kreeg, Brood zich ondertussen in een jurk had gehesen, lingerie was vergeten om vervolgens achter Deelder een volleerde handstand te maken. Iedere avond gebeurde er wel wat nieuws. En ook al kwamen we aan spelen vaak niet toe, ik heb verschrikkelijk gelachen.’
Sinds 2003 maakt hij deel uit van Normaal. ‘Er zou aanvankelijk een andere saxofonist meedoen op Høk en Swing II, maar die moest twee weken van tevoren afhaken. Roel Spanjers, met wie ik al sinds 1996 in Captain Gumbo speel, zei toen tegen Ben dat hij nog wel iemand wist. De eerste repetitie stond om elf uur ’s ochtends gepland, waardoor ik om zes uur mijn bed al uit moest. Ik dacht nog: als ik dit ga doen, moet het vreselijk leuk wezen. Nou, het was vreselijk leuk. Ik heb wat mee gerepeteerd en na wat biertjes en slap gelul was ik aangenomen. In twee weken tijd heb ik vervolgens het repertoire ingestudeerd. En toen was het dus de bühne op en høken!’